In de Bijbel wordt gesproken over het hemelse voedsel dat de Israëlieten ontvingen tijdens hun reis door de woestijn. Dit voedsel, dat hen voedde en hen hielp overleven in de barre omstandigheden, staat bekend als 'manna'. Manna wordt vaak beschreven als een soort neerslag dat 's ochtends op de grond lag en dat de Israëlieten konden verzamelen en eten. Het was een wonderlijk voedsel dat hen niet alleen lichamelijk voedde, maar ook een symbool was van Gods zorg en voorzienigheid. De Israëlieten moesten het manna dagelijks verzamelen, wat hen leerde om op God te vertrouwen voor hun dagelijkse behoeften. Dit verhaal is een belangrijk onderdeel van de joodse en christelijke traditie en herinnert ons aan de kracht van geloof en afhankelijkheid van God.