In een verbrandingsmotor is het mengproces van benzine en lucht cruciaal voor de werking van de motor. Dit mengsel vindt plaats in de inlaatspruitstuk, waar de lucht en brandstof samenkomen voordat ze de cilinders binnengaan. Het inlaatspruitstuk is ontworpen om een optimale luchtstroom te bevorderen, wat essentieel is voor een efficiënte verbranding.
Bij moderne motoren wordt dit mengsel vaak geoptimaliseerd door middel van brandstofinjectiesystemen. Deze systemen zorgen ervoor dat de juiste hoeveelheid brandstof op het juiste moment in het inlaatspruitstuk wordt geïnjecteerd, wat bijdraagt aan een betere prestaties en lagere emissies.
In oudere motoren werd de mengselvorming vaak gedaan door een carburateur, die de luchtstroom gebruikte om brandstof aan te zuigen en zo het juiste mengsel te creëren. Hoewel carburateurs nog steeds in gebruik zijn, zijn ze grotendeels vervangen door injectiesystemen in moderne voertuigen.
Het is belangrijk dat de verhouding tussen lucht en brandstof goed is afgesteld, omdat een te rijk mengsel (te veel brandstof) kan leiden tot onvolledige verbranding en verhoogde uitstoot, terwijl een te arm mengsel (te veel lucht) kan resulteren in een verlies van vermogen en oververhitting van de motor.
Samenvattend, de plaats waar benzine wordt vermengd met lucht in een motor is het inlaatspruitstuk, en de manier waarop dit gebeurt kan variëren afhankelijk van het type brandstofsysteem dat in de motor is geïnstalleerd.